Iedereen die wel eens een wandeling heeft gemaakt in de Grebbelinie, zal zijn opgevallen hoeveel eiken er staan. Verder komt men de els en es regelmatig tegen. Wanneer de eiken enige tijd bleven staan en voldoende oud waren, konden ze worden gebruikt voor woningbouw of het vervaardigen van meubels. In de linie werden de eiken echter om de 9 jaar gehakt. Voor burgers kon het hakhout dienen als brandhout, terwijl de bast vanwege het looizuur kon worden gebruikt door de leerlooierij. Het hakhout was aanvankelijk echter met militaire bedoelingen op de Rijksmilitaire gronden aangeplant. Op deze pagina wordt op het gebruik van dit hakhout nader ingegaan.

Het plantsoen

Aanvankelijk werd beplanting op en om de verdedigingswerken geweerd en dit zou in de gehele 18e en 19e eeuw zo blijven voor wat betreft de walgang van de Linie en de kruinen van de Keerkaden. Aan het einde van de 18e eeuw stond echter al een omvangrijk plantsoen bij de Liniedijk, dat van ’s Landsweege langs de Linie en dwarskaden werd aangeplant. De aannemer die verantwoordelijk was voor het onderhoud van de Grebbelinie, kreeg in 1793 al het bevel om delen van de Liniedijk te zuiveren van alle opslag en dit weg te brengen of te verbranden. Tegelijkertijd werd hem bevolen om het plantsoen te onderhouden. Eik, els en es moesten met alle zorg behandeld worden. De plaats waar deze bomen vooral stonden was de berm. Een geschikte plek in militair opzicht, omdat het op deze lage positie niet schootsveldbelemmerend werkte en het (wanneer dit gecombineerd werd met heggen) voorkwam dat de vijand een vast punt kon vinden van waaruit men de aarden wallen eenvoudig kon beklimmen.

In een rapport uit 1872 uitte men echter haar zorg over het hakhout. Het hout werd zoals gezegd om de 9 jaar gehakt. Wanneer het hout ten tijde van oorlog voor militaire doeleinden zou moeten worden aangewend, zou het vaak te jong zijn om er gebruik van te maken. Men oppert ook een oplossing in het rapport. Het hakhout zou verwerkt kunnen worden tot producten die direct van nut zouden zijn voor de Grebbelinie. Dit zou meteen een besparing betekenen in de arbeid die ten tijde van oorlog verricht zou moeten worden.

Horden

HordeIn het rapport van 1872 beveelt men het maken van horden aan. Horden zijn vlechtwerken die konden worden gebruikt om de steile delen van de taluds mee te bekleden. Het vlechtwerk wordt gevormd door palen in de grond te slaan met tussenruimtes van ongeveer 80 cm. Het vlechten werd doorgaans gedaan door ploegen van vier arbeiders. Nadat de palen in de grond waren geslagen, begonnen twee van hen met het vlechten met rijshout. De ruimte achter het vlechtwerk werd door de twee anderen opgevuld met aarde. Zo kon een vrij steil en toch stevig talud vervaardigd worden. Een ploeg van vier man kon in een uur ongeveer 2 vierkante meter horde bekleden. Horden gaan 8-10 jaar mee. Precies genoeg om een hakhoutperiode door te komen.

Fascinen

Het hakhout was in militair opzicht voor tal van zaken te gebruiken. Afgezien van de eerder genoemde horden konden er ook fascinen van gemaakt worden. Fascinen zijn bundels met takken of rijshout, die ter versteviging van aarden verdedigingswerken werden aangebracht. In houten constructies met palen (kandelaars) konden de fascinen dekking bieden aan schutters. Verder konden ze worden gebruikt in loopgraven en in het water. Eikenhout was eigenlijk wat minder geschikt, omdat ze nogal wat kromme takken leveren. Bij het vervaardigen van fascinen werden de rechte takken met de dikke einden over en weer op schragen gelegd en vervolgens gewurgd. Tenslotte werden er banden om gedraaid, bij voorkeur van ijzerdraad.

Schanskorven

schanskorfSchanskorven werden al heel lang toegepast bij de inrichting van verdedigingswerken. Het waren cylindervormige manden van vlechtwerk. Gevuld met zand of stenen betekenden ze een belangrijke dekking voor schutters of kanonniers wanneer ze op de borstwering gezet werden. Men zag ze veel bij de batterijen, dichtbij de schietgaten. Korven konden als afzonderlijke dekkingen worden gebruikt, maar ook in een rij naast elkaar om een ruimte te beschermen. Ze maakten dan deel uit van de blindering. Om een korf te maken sloeg men palen in de grond in de vorm van een cirkel. Tussen die palen werd het vlechtwerk bevestigd. Vier man hadden ongeveer een uur nodig om een schanskorf te maken.

Bronnen:

Voor dit artikel werden o.a. de volgende bronnen geraadpleegd:

  • Nationaal archief. Bestek voor het maken van drie Spaanse Redoutes (1745)
  • Utrechts Archief. Bestek wegens onderhoud van de aarden werken der Grebse Linie (1793)
  • Utrechts Archief. Het Sesjaerig Onderhoud van de Aarde Werken aen de Grebbe (1798)
  • Utrechts Archief. Bestek van de Post op de Keulhorsterkade (1799)
  • Utrechts Archief. Bestek voor het aanleggen van de Post aan de Engelaar (1799)
  • Utrechts Archief. Bestek voor het verzwaren van de Liniedijk (1799)
  • Nationaal Archief. Rapport voor het in gereedheid brengen van de Grebbelinie (1872)
  • Terminologie verdedigingswerken. Inrichting, aanval en verdediging. Stichting Menno van Coehoorn.
  • Militair woordenboek . H.M.F. Landolt. (1861)

Voor meer informatie over de beplanting in de Grebbelinie bevelen we het rapport aan dat door de Stichting Probos in opdracht van de provincie Utrecht werd vervaardigd. Patrick Jansen en Martijn Boosten schreven een Quickscan: Historische waarde van de beplanting op de Grebbelinie.