Koppe 22 RIDonderdag avond 8 Mei word ik gewekt door Barend Sanders om 22.00 uur en moet ik direct op het bureau komen. In het halfduister grabbel ik mijn kleren bij elkaar , heb echter geen zin om mijn schoenen en puttees aan te doen en neem daarom maar een paar rubberlaarzen van een der ordonnansen mee. Op het bureau gekomen hoor ik dat graag van strijdvaardigheid No. 3 is ingetreden en met mijn slaperige gezicht hol ik naar ons administratiekeetje “De Geelvinkbaai” en tik daar de order in zoveel exemplaren als nodig. Bel om een ordonnans, hetgeen heel wat moeite kost en eindelijk komt er een mopperende ordonnans binnen, razend dat ik zijn rubberlaarzen heb aangetrokken. Hierna ruim ik de boel op en kruip onder de dekens. Nauwelijks een uur later word ik opnieuw gewekt en ditmaal voor goed.

Meidagen 1940 Renswoude

Nu word er echter een order der compagnieën rondgestuurd die luidt:

“DE C.V. MELDT : Van de grens komen verontrustende berichten. In verband hiermede moet Vrijdagmorgen vóór vijf uur de stellingen zijn bezet !!! ”

Alles en iedereen word nu gewekt. Opmerkelijk is , dat er niet of bijna niet gekankerd word; alles en iedereen is onder de indruk. Het eerst moet ik het bureau van S. M. A. Coert (mijn tweede vader zoals velen hem noemen) inpakken. Toevallig hadden we enkele dagen hiervoor alle overbodige spullen reeds in houten kisten ingepakt zodat ik binnen een uur klaar ben. Toen heb ik snel mijn eigen spullen bijeen gepakt. Alles in mijn koffers en een grote aardappelzak uit de keuken en achter in “de Tempel” gedeponeerd voor transport. Het is een vreselijke bende in “de Tempel”. Alles ligt kris kras door en op elkaar. De vrouw van een van de koks is overgekomen en zit nu in het holst van den nacht bij ons en weet niet waar ze naartoe moet. Tevens verdwijnt ook de Familie Selten met een taxi naar veiligere oorden.

Hierna ga ik weer naar het kantoor van mijnheer Coert om een oogje in het zeil te houden tijdens het inladen van de inventaris en administratiekisten. In de auto gaat de heele rustkamer van fourier Schippers en het heele zaakje wordt nu naar de boerderij “De Voskuilen” aan de Emminkhuizerlaan gebracht. Hierna valt er weinig meer te doen en we slenteren een beetje heen en weer te draaien op het terrein van de meelfabriek en zitten in het Plantonhuisje nog wat met elkaar te praten en het restant van de krentenmik van den plantonwacht op te eten.
Langzaamerhand word het buiten ook stiller, want diegenen van de Vbd.A. die bij de Compagnieën zijn ingedeeld vertrekken direct naar de stellingen zoals Slaperdijk, Schans en Schalmdijk terwijl de rest achterblijft om de cp. op het “Heitje” te bezetten. Ook de koks zijn al bezig om de hele keuken uit te ruimen , kookpotten af te breken en deze naar boerderij “Oog in ’t Zeil” welke achter de cp. ligt te transporteren. Gek genoeg denken we allemaal nog zo’n beetje dat het een oefening is.

Om 3.00 uur gaan we nog even bij opa en opoe van het Christelijk Militair Tehuis een kopje koffie drinken. Beiden staan ze in negligé achter de tafels om ons te bedienen. Daarna om +- 3.30 ga ik met een auto volgeladen met strozakken en de halve rustkamer van fourier Schippers en Plate onze hoornblazer naar het “Heitje”. Eerst nog naar “De Voskuilen” waar we uitladen wat daar moet blijven en dan de rest naar de cp.

Ochtend Vrijdag 9 Mei 1940

Intussen is het aardig dag geworden. Zo langzamerhand komt de rest van de staf ook op het “Heitje” aan en beginnen we om de rommel, die aan de ingang is afgeladen naar de verschillende onderkomens te brengen. Om ongeveer 04.00 uur als ik met een administratiekist aan het zeulen ben, hoor ik in de verte het zware doffe gebonk van de luchtdoelartillerie. Gedurende de hele nacht hadden we wel door de radio gehoord dat over het gehele land veel Duitse vliegtuigen vlogen, maar alles dacht dat dit voor een raid op Engeland zou zijn. Terwijl ik juist nu in de smalle loopgraaf met de kist op mijn bult loop te lopen !!! zwermt het plotseling boven onze stelling van de Duitse jachtvliegtuigen het lijkt wel een zwerm muggen zo hoog vliegen ze. Plotseling hoor ik iemand roepen “Dekken !!!” Een paar vliegtuigen hebben zich losgemaakt van de formatie en komen nu op ongeveer 20 meter hoogte met ratelend mitrailleurvuur over de stellingen gieren. Ik gooi de kist neer en duik de eerste de beste schuilnis in terwijl we overal de kogels horen inslaan. Voorzichtig kijk ik even om een hoekje en zie nog juist de staart van een enorme Duitse bommenwerper laag over onze stelling schieten. Zowel uit de neus als uit de staart vuren de mitrailleurs op onze stellingen.

De gehele morgen is het geronk van de zware motoren niet van de lucht. Eindelijk word het wat stiller en de spanning wijkt een beetje. Ik ga naar mijn plaats aan het berichtentoestel maar word spoedig weer weggeroepen naar de cp om als telefonist bij het gesprekkentoestel te komen. In de loop van de ochtend hoor ik daar het bericht dat Nederland officieel in oorlog met Duitsland is en dat Nederland, België, Engeland en Frankrijk bondgenoten zijn. De verdere dag gaat tamelijk rustig voorbij. De bevolking evacueert en ook het vee wordt bijeen gedreven en in grote kudden weggebracht. Als echter in de loop van de dag asperges gesteld worden blijkt, dat er nog verschillende koeien zijn achtergebleven en deze moeten blijven waar ze zijn. ’s Avonds is het echter een geloei van jewelste aangezien de arme beesten niet gemolken worden. De andere dag zijn er enkele koks bereid de dieren van hun melk te ontdoen. ’s Nachts is er niet veel te doen en blijft alles tamelijk rustig ofschoon er van slapen niets komt.

Ochtend Zaterdag 10 Mei 1940

Zaterdagochtend word er door den B.C. een patrouille uitgezonden naar Renswoude onderleiding van LT. Philbert om de meelfabriek te gaan bezetten en in de silo een UP in te richten. De patrouille vertrekt en neemt een lt.mitr. alsmede een seinlamp mede voor de verbinding met de Schans. Ongeveer 12.00 uur komt de patrouille terug n meldt dat vij.patrs. naderen over de Barneveldscheweg. Zij hebben van alles meegebracht. Sigaretten, pijpen, sigaren, tabak, thee en chocolade. Pikken wij het niet in dan doen de Duitsers het wel. Ook een achtergelaten bok hebben ze meegenomen en met vereende krachten word het dier boven op de cp gehesen. Ook een antiek radiotoestel is er meegebracht, zodat we het een en ander kunnen horen van het ANP. ’s Middags gaat er weer een patrouille naar het dorp. Deze komt echter niet verder dan het laantje bij het ziekenzaaltje, waar dit in het dorp op de rijksweg uitkomt. Zij melden dat de Duitschers het dorp bezet hebben en alle huizen doorzoeken.

Die nacht van Zaterdag op Zondag ga ik voor het eerst sinds donderdagavond een paar uur slapen, na al dien tijd of aan de telefoon en radio of op wacht te hebben gestaan. Het is echter verbazend onrustig. Er word veel geschoten met mitrailleurs en geweren vanuit de hws op alles wat beweegt. Vanuit het dorp horen we het geronk van de motoren en vrachtwagens waaruit blijkt dat de Duitsers niet stil zitten. Overal in de omtrek ziet men de felle gloed van de brandende boerderijen , die omdat zij in het schootsveld van de artillerie stonden moesten worden opgeruimd en de felle knallen van het opblazen van verbindingsbruggen.

Ochtend Zondag 11 Mei 1940

En zo breek de ochtend van 1e Pinksterdag van het jaar 1940 voor ons aan. Het zal velen van ons het levenlang waarschijnlijk bijblijven. In de ochtend is het verbazend rustig. De zon staat hoog aan de hemel en er is weinig bewolking. Vogels doen schijnbaar hun best om ons te doen vergeten wat er aan de hand is en lijken niet gevlucht te zijn voor het gebulder de afgelopen nacht. Na een half uur word het onrustig in het voorterrein. Duitse patrouilles hebben zich schijnbaar s’ nachts overal verplaats en houden zich schuil. De zogenaamde stoottroepen verschuilen zich in de kippenhokken, bossages en achter de diverse houtstapels die dit gebied rijk is. Geregeld fluiten er mitrailleurkogels over onze hoofden zodra er ook maar iets beweegt of boven de loopgraaf uitkomt. Ook word er gewerkt met granaatwerpers.
Geregeld komen er Duitsche vliegtuigen over die blijkbaar samenwerken met de stoottroepen in de omgeving. In den namiddag word het dan weer rustiger. Er komen allerlei berichten binnen, oa dat er Engelse jagers en bommenwerpers in aantocht zijn, de Fransen zouden de Duitschers bij Nijmegen met groot materieel in de rug aanvallen. Er zouden pakjes met voedsel uit de Duitsche vliegtuigen gegooid worden, hiervan mag niet gegeten worden omdat het mogelijk vergiftigd is. Totdat er in de namiddag II-10 RI terugtrekt vanuit haar stelling in Ederveen. Verschillende stellingen zijn daar door verraad van een kapitein finaal aan gruzelementen gebombardeerd door de Duitsche bommenwerpers.

De spanning op het Heitje stijgt nu ten top. II-10 R.I. word echter teruggestuurd en zo breekt na een tamelijk zenuwachtige avond weer een nacht aan. Wat zal die brengen ? De nacht verloopt tamelijk onrustig, er word veel geschoten en in de verte horen we de zware artillerie blaffen. In de verschillende stellingen zijn schijnwerper aangebracht, gemaakt van autolampen en batterijen met een schakelaar. Hiermee word geregeld het voorterrein beschenen, teneinde eventuele verrassingen te voorkomen. Er gebeurt echter niet veel verder, ook de daarop volgende ochtend niet.

Ochtend Maandag 12 Mei 1940

Onze dag begint tamelijk rustig en de rust lijkt wedergekeerd. Om 12.00 uur echter barst een enorm hevig artillerievuur op onze stellingen los. Geregeld zijn de telefoonverbindingen in storing en moet de reparatieploeg er op uit om de storingen en kabels te herstellen. Overal om ons heen ontploffen de granaten. De een na de ander huilt over ons hoofd heen. De onderkomens staan dikwijls te schudden terwijl aarde en gras in het rond vliegt. Lt. Morel van de Batt.6 Veld vraagt telefonisch aan het Regiment avu aan teneinde de vijandelijke batterij tot zwijgen te brengen en het dorp een beetje van de Duitschers te zuiveren. Na enkele minuten horen wij achter ons vanaf de kant van Amerongen onze eigen artillerie het vuren beginnen en inderdaad schijnt het vijandelijke artillerievuur te verminderen. In den namiddag echter word de Regimentslijn opnieuw verbroken, dit maal voorgoed. Ondanks alle pogingen die in het werk worden gesteld om haar te herstellen. Ook de verbindingen met de compagnieën werken niet volledig meer. Hier en daar hebben Duitsche stoottroepen zelfs in het veld de lijnen doorgesneden, of zoals op de Slaperdijk hebben zij een verbindingstroep die probeert af te luisteren. Er word besloten een postduif los te laten naar de Divisiecommandant met het verzoek om versterking daar het voorterrein inmiddels vol met Duitschers zit. Door hun uitstekende camouflage zijn zij echter moeilijk tot niet te ontdekken. Op dit bericht komt geen antwoord, de duif is mogelijk getroffen door kogels of scherven of simpelweg verdwaalt door het artillerievuur. Het avu neemt in hevigheid eindelijk af totdat om 19.00 uur s’ avonds als slechts af en toe nog gevuurd word een patrouille uit de hws komt met het bericht dat aangezien er geen versterking meer gezonden kan worden we moeten terugtrekken. En zo vertrekken we ’s avonds om half 8 uit het Heitje nadat ik op bevel eerst alle kaarten, vuurplannen en belangrijke documenten heb verbrand met de gedachte om in de hws verder te vechten. Nauwelijks zijn we aan de achterzijde van het Heitje op het weiland van “Oog in ’t Zeil” of we worden vanuit de hws door mitrailleurs onder vuur genomen, zodat we allemaal plat in de modder of in een sloot moeten kruipen om niet getroffen te worden. Bij “Oog in ’t Zeil” verzamelen we en daarna gaan we in groepjes al tiraillerende op de hws aan. Overal om ons heen zien we grote granaattrechters van de beschietingen van vanmiddag. Op verschillende plaatsen liggen koeien die zijn achtergebleven. Ze zijn door granaatscherven en mitrailleurvuur getroffen en liggen dood op de weg en in de wei. We komen echter veilig en wel achter de hws aan. Uitgezonderd Sergeant van Irsen, Vane, Dijksman,v/d Horst en Raadersma, die de M.C. en 1-I moeten gaan waarschuwen dat zij terug moeten trekken. Sergeant Hensems gaat naar het 2-I.

In de hws aangekomen betrekken we daar echter geen stellingen, doch trekken we verder terug. We bemerken dat alle stellingen achter ons reeds geheel verlaten zijn en dat zodoende het 1e bataljon geheel alleen in het voorterrein zat. Via de Amerongsche Berg gaat het over Leersum, Doorn, Driebergen naar Odijk. Plate en ik blijven echter even voor Driebergen achter, aangezien we doodop zijn en onze voeten doorgelopen zijn. Moeizaam sjokkend bereiken we het station Driebergen. Een paar honderd meter hiervoor staat een 10-veld opgesteld om Duitse pantserwagens die ons op de hielen zitten tegen te houden. Een der manschappen staat met een groot stuk ham en brood en biedt ons wat aan.

Ochtend Dinsdag 13 Mei 1940

Het is nu ongeveer 3.00 uur in morgen en het word al een beetje licht. Even voorbij het station Driebergen, waar tussen twee haakjes de wachtruimte geplukt word van eventuele etenswaar die is achtergebleven, kunnen we niet verder en vallen aan de kant van de weg neer. Na een poosje probeer ik alleen verder te gaan. Ik word echter ingehaald door een grote luxe automobiel waarin een majoor zit met zijn adjudant. Aangezien de toestand schijnbaar nogal ernstig is mag ik mee rijden tot Odijk waar ik een gedeelte van de staf onderleiding van lt. Oomen aantref. De rest alsmede officieren is verdwenen. Aangezien allles echter te vermoeid is om nog naar Utrecht te lopen, halen we bij een boer een wankel karretjeen een paard uit de schuur en klimmen er in. Het is een wankel geval en we vrezen elk ogenblik dat het in elkaar zal zakken onder al het gewicht. Onderweg komen we hoe langer hoe meer legermateriaal tegen hetwelk allemaal uit de Grebbelinie terugtrekt : pag. , cav. ,inf. , veldart., vrachtw., enz enz, en dit vormt een grote colonne. Langzamerhand komt de zon op. We hebben een geluk dat het ontzettend mist zodat we van de Duitse jachtvliegtuigen niets te vrezen hebben. Onze enige hoop, de waterlinie, verdwijnt als sneeuw voor de zon als we nergens maar een druppeltje water zien. De Duitsers hebben naar het lijkt de sluizen gebombardeerd zodat inundatie onmogelijk is. Zo bereiken we als een stelletje landlopers de stad Utrecht. Met baarden van een week, handen en gezicht te vies om aan te reiken. De ontvangst is daar echter in een woord geweldig. Overal langs de weg staan mensen, dikwijls nog in hun nachtgewaden met een jas er overheen, klaar met koffie thee en boterhammen. We krijgen van een winkelier briefkaarten en potloden om naar huis te schrijven. We kunnen ons bij de burgers thuis wassen en scheren. Die ontvangst zal ik nooit vergeten. We zoeken zoveel mogelijk van onze stafleden bij elkaar en lt. Oomen gaat opbellen naar het een of andere militaire bureau om te horen waar we naartoe moeten. Na een poosje komt hij terug met het bericht dat we naar de Kromhoutkazerne moeten. Tevens brengt hij een grote touringcar mee die ons daar naartoe zal gaan brengen. We ontmoeten hier veel bekenden uit de Tempel en we staan te huilen als kinderen zo blij zijn we dat we elkaar levend terug zien. Ook v.d. Horst die naar het 1-I gestuurd werd met van Irsen en Raadersma is er. Waar de anderen zijn weer hij niet. De 1e Compagnie was niet meer te bereiken daar zij geheel door de Duitse troepen omsingeld was. Van Irsen en Raadersma zijn of gevangen of dood. Later blijkt gelukkig het eerste. In de kazerne kunnen we ons behoorlijk wassen en onze voeten worden behandeld. We krijgen warm eten. De gehele binnenplaats is vol soldaten, die alleen heerlijk in het zonnetje van de vermoeienissen der laatste dagen liggen uit te rusten. De rust is echter niet van lange duur. Geregeld komen er Duitsche vliegtuigen over en alles gaat dan snel de kazerne in terwijl overal de luchtdoel mitrailleurs en artillerie aan het schieten is. ’s Middags worden we in een grote vrachtauto geladen en naar een school in de Amaliadwarsstraat gebracht waar we ingekwartierd worden. De mensen uit de omgeving komen aandragen met schoon ondergoed sokken enz. Een groentenboer brengt een hele kist sinaasappelen. ’s Avonds geheel onverwacht is er appel. We moeten alles omhangen en voor de school gaan aantreden. Weer worden we in een vrachtauto geladen , waar nu weer heen. We gaan terug, weer naar de vuurlinies word gezegd. Een ander gerucht zegt dat de forten voor Utrecht bemand moeten gaan worden. We worden echter buiten Utrecht vlak bij het stadion gebracht en nemen daar stelling langs een in aanleg zijnde weg. Nogmaals worden we op broodjes ham getracteerd van een der burgers uit de omgeving. Het word steeds later en donkerder. Een paar motorordonnansen gaan voorbij, een ervan roept “Jongens het is afgelopen !! “. We geloven het niet, ook de R.C. Deze stuurt een speciale ordonnans naar den D.C. om bevestiging. Inmiddels zien we de lichten in Utrecht weer aan gaan. Een bevestiging dat het bericht juist is. Want het ultimatum van de Duitsers luidde dat ’s avonds op een zeker uur de stad moest worden overgegeven. Dit zou gedaan worden doordat men de lichten weer aan zou doen. Ook de ordonnans komt even later terug van de D.C. met de bevestiging van het bericht. Het is nu een feit. De regering en de koningin zijn met spoed naar Engeland gevlucht en Generaal Winkelman als opperbevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten heeft om verder nutteloos bloedvergieten en bombardementen van steden te voorkomen zojuist gecapituleerd.

We treden nu op de weg weer aan en marcheren op de stad aan. Onderweg springen de meesten op keukenwagens en dergelijke die ook weer meerijden. De burgers langs de weg wuiven ons toe, blij dat alles eindelijk achter de rug is. Tenminste dat denken we. Het zal echter nog blijken dat we pas aan het begin van een enorme ellende zijn. Als we ’s Avonds weer in de school terug zijn staat de gang vol met burgers die allemaal militairen mee naar huis willen nemen voor onderdak. Ik kom bij een groenteboer in de Amaliadwarsstraat en slaap die nacht weer voor het eerst in een warm ordentelijk bed. De andere morgen word ik gewekt met warme thee en een beschuitje. De andere ochtend is er appèl op de binnenplaats en word ons officieel de capitulatie kenbaar gemaakt. Tevens worden de gesneuvelden herdacht. “Geef acht !!! Salueer !!!” klinkt het bevel. En dan is het enige minuten doodstil. Wat zou er in al die hoofden omgaan. De meesten rollen de tranen uit hun ogen bij de gedachte aan al die jonge mensen die de afgelopen dagen hun leven hebben moeten offeren. Daarna moeten we alle wapens inleveren alsmede onze munitie. Ik heb alles vol met munitie gestopt toen we uit de Grebbelinie terugtrokken. Mijn broodzak, broekzakken, zakken van mijn overjas en rugzak puilen uit. Het is echter allemaal voor niets geweest dat ik er mee heb lopen zeulen. Nog ongeveer een week blijven we in Utrecht en verhuizen inmiddels naar de concertzaal Tivoli. Daar blijven we ettelijke dagen opgesloten in de tuin, want we mogen er niet eerder uit dan s’ avonds na 17.00 uur. Vader en moeder komen langs. Woensdag middag gaan er geruchten rond in de stad dat de Duitsers zojuist Rotterdam zwaar gebombardeerd zoniet verwoest hebben. Tegen de avond komen er inderdaad familieleden hun bekenden opzoeken en bevestigen dit. De berichten klinken echter allemaal anders. De een is al erger dan de ander. Als we een voorlopig oordeel moeten vellen dan is Rotterdam met de grond gelijk gemaakt. Er komt iemand met een auto die dezelfde dag nog naar Rotterdam terug keert. Hij zal voor ieder een bericht mee nemen die in Rotterdam woont. Ook ik geef hem een kaartje mee dat alles met mij goed is. Na verloop van enige weken gaan we lopend terug naar Renswoude. Er is echter nog veel typewerk oa. Verslagen der verschillende C.Cn. over de oorlogsdagen en kaarten. Die zo snel mogelijk klaar moeten. Ik blijf als administrateur in Tivoli achter en kom naderhand met mijn spullen in een grote vrachtwagen naar Driebergen. Waar de eerste rust is. We slapen in een grote villa en ’s avonds komt er een pakje van vader en moeder waar schone sokken, ondergoed en een hemd in zit. Dat komt mooi uit want de sokken die ik draag staan inmiddels stijf van het vuil en het ondergoed is niet toonbaar meer. Morgen zullen we in een ruk van Driebergen met al het materieel naar Renswoude gaan, dat zal niet mee gaan vallen.

Geschreven, J.G. Koppe Jr. – Staf der I-22 Regiment Infanterie

Foto’s en teksten konden met toestemming van Dominic Bode (kleinzoon J.G.Koppe) worden geplaatst. De transcriptie van de tekst werd eveneens gedaan door dhr. Bode uit Zwijndrecht.

Fotoalbum: J.G. Koppe staf-I-22 R.I.