Gevechtshandelingen van 10-14 mei 1940, 1e Sectie M.C. I-22 R.I.

Kaartje locatie voormalige stelling Slaperdijk10 Mei. In de nacht van 9 op 10 mei werd ik om half één gewekt door een ordonnans van het Compagniesbureau, met de mededeling, dat graad 3 was ingetreden. Ik heb daarna onmiddellijk alle onderofficieren – korporaals en manschappen – gewekt en alles zo vlug mogelijk in gereedheid gebracht. De serg. Brand zat met de 3 mitrailleurs en 9 manschappen kantonnementsbeveiliging bij het Compagniesbureau ” De Kweek”.

Hij had de mededeling ontvangen, dat alleen de Bataljonscommandant deze wacht mocht intrekken, zodat ik genoodzaakt was met de rest van de manschappen naar de stelling af te marcheren zonder de mitrailleurs. De patroonkarren namen wij mede. Op weg naar de stelling, ter hoogte van café “De hof”, werden wij beschoten door 2 zeer laagvliegende Duitse toestellen, zodat wij dekking moesten zoeken langs de weg. Ik voelde direct het gemis van onze stukken.

Bij de stelling aangekomen bleek, dat de 3 telefonisten reeds aanwezig waren, hoewel zij geen verbinding konden krijgen met Kapitein van Diffelen. Ook de stukken 6 veld werden reeds in stelling gebracht, onder leiding van hun commandant, wachtmeester v.d. Woude. Even daarna arriveerde ook de Sergt. Smit met zijn mannen en was de stelling geheel bezet.

Slaperdijk 22 RISchets door Kapitein J.K.H. de Roo van Alderwerelt, Sectie Krijgsgeschiedenis en ceremonieel Bureau.

Herhaaldelijk werden wij onder vuur genomen door Duitse vliegtuigen en daarom brachten wij het stuk van Sergt. Ebbeling (Vickers), hoewel moeilijk voor luchtafweer te gebruiken, op de stelling. Daarna gaf ik opdracht aan een chauffeur met een zandauto, onmiddellijk de mitrailleurs en de manschappen bij “De Kweek” te halen, want volgens mij behoorden de stukken in de stelling. Ik gaf inmiddels opdracht, vanuit de schuttersputten de zeer laag vliegende vliegtuigen met karabijnen te beschieten en zowaar slaagde men hierin, door een vliegtuig brandend omlaag te halen. Even daarna werd met de Vickers ook een vliegtuig omlaag gehaald.

Onmiddellijk daarop arriveerde de zandauto met 2 stukken en bijbehorend personeel, de 3e moest nog op “De Kweek” blijven. Ik heb toen enige soldaten mee terug gegeven, met het bevel deze mitrailleur ook naar de stelling te brengen. Een kwartier daarna was deze er ook en zo waren ca. 5 uur alle stukken tegen luchtafweer opgesteld. Daarna werden met vuren nog enige vliegtuigen beschoten.

Inmiddels was ook de steunpunt commandant, de 1e luitenant Koopman gearriveerd en begonnen wij de verschillende werkzaamheden te verdelen. Het personeel dat niet bij de stukken hoefde te zijn werd opgedragen de versperringen te stellen (Friese ruiters en asperges). Sergt. Ebbeling werd belast met de controle bij de asperges aan de zijde van De Klomp, terwijl sergt. Smit dit aan de zijde van Renswoude deed. Na enkele uren stond dus ieder op zijn post en waren wij allen vol goede moed. ’s Middags maakten wij de evacuatie van Renswoude mee, daar deze mensen (alle bekenden) langs onze stelling moesten; dit ontroerde ons allen diep en wij waren vastbesloten onze stelling, die wij samen hadden gebouwd, zo hardnekkig mogelijk te verdedigen.

Tegen de avond werd Luitenant Koopman weggehaald om een andere functie te vervullen en nam ik het commando over. Vol goede moed ging iedereen de nacht tegemoet. Doordat de slaapruimte wegens gebrek aan voldoende groepschuilplaatsen onvoldoende was, had het grootste gedeelte van de bezetting weinig of geheel geen nachtrust gehad.

11 mei. Behoudens enkele patrouilles in het voorterrein onder mer van 10 R.I. verliep de dag tamelijk rustig. Van verschillende burgers hoorden wij dat de Duitsers vrijdagavond reeds in Ede waren, hetwelk in tegenstelling was met het telefonisch bericht dat wij ontvingen van E17 en waarin men meldde dat de Fransen de Duitsers bij Wageningen hadden teruggedreven en de hoofdwacht van de Duitsers nog 15 km achter de IJssellinie lag.

Tegen de avond kregen wij een nieuwe steunpuntcommandant, nl. de 1e luitenant Van de Vijzel, die door zijn rustig en kalme optreden direct de sympathie van allen won. Tegen de nacht hoorden wij het ontploffen van granaten in de richting van de stelling van 10 R.I.

12 mei. De nacht was ook tamelijk rustig verlopen, alhoewel uiterste waakzaamheid geboden was en van slapen practisch ook weer niets gekomen was. In de loop van de morgen beleefden wij onze eerste grote sensatie. Het 10e vluchtte uit de stellingen (ca. 100 man), onder leiding van 1e luitenant Gerber en nog een onbekende 1e luitenant. Daar men langs onze stelling trok, bracht dit een paniekstemming onder onze jongens te weeg, vooral toen de onbekende Luitenant ons de raad gaf de witte vlag te hijsen, daar het zoals hij zei, “geen vechten meer was”. Wij hebben die raad maar niet opgevolgd en de Luitenant met zijn jongens verder laten trekken.

Van een en ander bleek onze steunpuntcommandant (de 1e Luitenant Van de Vijzel) de terugslag hebben ondervonden, hij was nl. zijn rust en kalmte kwijt en was uiterst zenuwachtig. Na enige uren gaf hij, nadat hij eerst met de Kapitein van Diffelen gesproken had via de veldtelefoon, plotseling het bevel allen terug te trekken op de stelling van Kapitein van Diffelen en weg vloog hij. Ik heb toen opdracht aan een ordonnans gegeven de stukscommandant te waarschuwen en de stukken eerst onklaar te maken. De eerste Luitenant Gerber van 10 R.I., die met 10 manschappen nog in onze stelling was, maakte de terugtocht mee. Het werd een ongecontroleerde vlucht zonder commando en ieder dekte en vluchtte op zijn eigen manier.

Onder zwaar mitrailleurvuur vanaf de hoofdweerstandstrook (hws.), waar men ons schijnbaar voor Duitsers aanzag, bereikten wij de stelling van Kapitein van Diffelen, zonder doden of gewonden. Toen bleek dat de sergt. Ebbeling en Brusselens met hun jongens niet aanweizg waren, evenals sergt. Bekker. Even later kwam er een telefoontje van Sergt. Ebbeling met de mededeling dat hij geen bericht had gehad van de ordonnans en nog rustig in de stelling zat, waar niets aan de hand was.

In opdracht van Kapitein van Diffelen gingen wij weer terug naar onze eigen stelling en wederom werd van de hws. op ons geschoten. Nadat wij appèl hadden gehouden, bleek dat sergt. Bekker ontbrak, dit raadsel werd echter enige uren later opgelost. De 1e Luitenant Gerber ging daarna met zijn manschappen naar zijn stelling terug en nam een grote kruik jenever mee. Hoe men hieraan kwam weet ik niet, want in onze stelling was geen sterke drank aanwezig.

De Hof 1935, Historische Vereniging Renswoude

CREATOR: gd-jpeg v1.0 (using IJG JPEG v62), quality = 85

Inmiddels was vanaf de Bataljonscommandopost en vanaf onze stelling café “De Hof” onder vuur genomen, aangezien zich daar steeds Duitsers in bevonden. Door sergt. Brusselers en enige soldaten werd in een auto een patrouille ondernomen richting Renswoude. Even voorbij “De Hof” kwam men tot de ontdekking dat de Duitsers het gevluchte gedeelte van 10 R.I. aldaar gevangen had genomen en ontwapend. Alle wapens en uitrustingstukken lagen netjes aan de weg en schijnbaar heeft men voor ons vuur moeten vluchten.

In 3 maal rijden hadden wij al deze stukken en wapens in onze stelling, waarvan de wapens ons later zeer van pas zouden komen. Bij onderzoek bleek dat de uitrusting van sergt. Bekker erbij was, nu wisten wij dat hij met het gevluchte 10e mee gegaan was. Dat hij erg zenuwachtig en bang was had hij gedurende de mobilisatie genoeg bewezen, maar dat hij zonder ergens over te praten de vlucht heeft genomen en ons daarmede aan ons lot overliet had niemand kunnen denken. Temeer nog daar ik hem van zijn taak als afstandmeter had ontheven en hem het commando heb gegegeven over het stuk van Korporaal Kamerman, aangezien daar geen onderofficier bij was. Het was een laffe daad en een onderofficier niet waardig.

De Duitsers bleken het erg op “De Hof” gemunt te hebben en herhaaldelijk slopen zij hierin, gebruik makend van de vele bosjes in het voorterrein. Wij besloten dan ook het huis in brand te steken. Nadat wij met onze 6 veld het huis eerst onder vuur hadden genomen, hebben wij het met benzine uit de nabij gelegen benzinepomp in brand gestoken en na ca. 20 minuten waren slechts puinhopen over. Even daarna zagen wij de Duitsers in de achter “De Hof” gelegen boswachterswoning. Ook dit huis onderging het zelfde lot en brandde af.

De veroverde geweren werden nagekeken en in de stelling geborgen, terwijl enkele gevonden berichtenboekjes en een Duitse handgranaat per ordonnans naar de Staf van het Bataljon werden gebracht.

13 mei. In de morgen begon de Duitse artillerie wederom met het vuur op onze hws. en werden verschillende inslagen in het achter ons liggende terrein waargenomen. Herhaaldelijk doken Duitse patrouilles op, maar dankzij ons vuur konden ze onze stelling niet naderen. Even na de middag bleek Luitenant van de vijzel zijn zenuwen niet de baas te kunnen. Hij gaf opdracht om met ons allen de loopgraven te verlaten en het voorterrein van Duitsers te zuiveren. Dit was in de gegeven omstandigheden niet mogelijk, daar het duitse vuur van alle kanten op onze stelling gericht was en wij met onze ca. 40 man dan allen de dood waren ingegaan.

Ik betoogde, dat een patrouille alleen het voorterrein in kon, onder dekking van eigen vuur. En gaf de manschappen van de sectie zware mitrailleurs opdracht hun stukken niet te verlaten, aangezien dat de ondergang van ons allen betekende. Niettegenstaande de beweringen van Sergt. Ebbeling en mij wilde Luitenant van de Vijzel die hoogst nerveus was, de patrouille uitvoeren en vroeg vrijwilligers.

Op mijn bevel bleven mijn jongens achter de stukken. Sergt Brusselers wilde in elk geval mee, evenals een sergeant van post Buursteeg (10 R.I.), die toevallig in de stelling was. Plotseling sprong Luitenant van de Vijzel uit de schuttersput, gevolgd door de Sergeant van het 10e en Sergeant Brusselers. Laatsgenoemde nam een lichte mitrailleur mee en weg waren zij. Ik gaf opdracht hun tocht behoorlijk te dekken en vooral goed uit te kijken. Men moest eerst door wat kreupelhout en daarna kreeg men een open vlakte. Wij vreesden het ergste. Na ca. 20 minuten verscheen Luitenant van de Vijzel weer in de commandopost als een gebroken man en ik voelde direct dat er iets ergs gebeurd was. Op mijn vraag hierover, antwoordde hij: “Sergt Brusselers is niet meer”. Het bloed kookte mij door de aderen, daar ik direct het hopeloze van het geval had ingezien. Alleen de dood van Brusselers ontroerde ons allen. Hij was zo moedig en dapper geweest en had zoveel bijgedragen om onze stelling te behouden. Arme Jopie, rust zacht. Jij bent de heldendood gestorven in de kamp voor de vrijheid van je vaderland.

De Luitenant van de Vijzel verzocht mij toen om de commandopost te verlaten, aangezien in de gegeven omstandigheden hij persoonlijk de Kapitein van Diffelen wou spreken, per telefoon. Na dit gesprek waarvan ik de inhoud niet weet, zei hij mij dat hij even naar de keuken ging en naar de stelling van Sergeant Smit. Hij ging weg als een gebroken man. Hij droeg mij het commando zolang over, tot hij terugkwam. Nadat hij vertrokken was, heb ik het droeve nieuws van het sneuvelen van Brusselers aan allen meegedeeld en hun verzocht de moed niet te verliezen en hun activiteit te verdubbelen.

Inmiddels was het ca. 16 uur geworden en Luitenant van de Vijzel was nog niet terug. Ik belde Kapitein van Diffelen en vroeg versterking aangezien de jongens oververmoeid waren. Hij deelde mede dat hieraan gewerkt werd en Luitenant van de Vijzel direct terugkwam. Tegen de avond belde ik weer op en vroeg versterking. Onder het gesprek viel plotseling de lijn uit en ondanks herhaalde pogingen kregen wij geen verbinding meer. Om de manschappen niet te verontrusten gaf ik de telefonisten niets over het verbreken van de telefoon aan de manschappen mee te delen. Ik meende nl. dat Kapitein van Diffelen wel en patrouille zou uitsturen om de lijn tecontroleren. Er verscheen echter niemand en het begon te schemeren. De hoofdweg lag geheel onder Duits vuur zodat wij niet mer van de ene kant naar de andere kant van de stelling konden. In de noordelijke schuttersput had men waargenomen, dat de Duitsers onder langs de dijk probeerden te naderen. Hier konden wij geen vuur brengen, aangezien de oostelijke tirailleur-stelling verlaten was. Ik gaf toen Sergeant Brand opdracht om met zijn stuk, ondanks het geweldige Duitse vuur, te proberen deze stelling te bereiken en van daaruit met zijn stuk de onderkant van de dijk onder vuur te nemen. Na enige vergeefse pogingen gelukte het hem ondanks het zware vuur over de weg deze stelling te bereiken met 3 jongens van zijn stuk.

Slaperdijk 2007Slaperdijk bij de kruising met de Arnhemseweg. Sergeant Brand had hier zijn stelling met zware mitrailleur. Meer op de achtergrond bij de dijk de positie van de voormalige commandopost in de ‘Stelling Slaperdijk’.

De drievoet-affuit van de zware mitrailleur paste echter niet in de lichte mitr.kist en daar wij dringend vuur moesten hebben onder de dijk, werd besloten de mitrailleur onder de arm te klemmen en zo te vuren. Dit lukte heel goed en konden wij de vijand erdoor verdrijven. De nacht viel in en ik besefte volkomen de grote verantwoordelijkheid die op me rustte. Ik meende dat het ogenblik nu gekomen was om de jongens volkomen op de hoogte te brengen van de toestand. Na overleg met Sergeant Ebbeling verzamelden wij de jongens, die enigszins gemist konden worden in de commandopost, terwijl wij de op post gebleven jongens aanspoorden nu vooral dubbel uit te kijken. Ik deelde hen nu mede dat de telefoon niet meer werkte sinds de afgelopen middag en dat ik al hun verzoeken om toch vooral versterkingen te vragen, niet had kunnen doorgeven. Tevens deelde ik heb mede dat Luitenant van de Vijzel niet teruggekomen was.

Enkelen verzochten toen de stelling te verlaten en te proberen terug te trekken. Ik deelde hen echter mede, dat ik dat niet van plan was en dat het door het geweldige vuur op alle wegen ook practisch onmogelijk was. Ofschoon iedereen oververmoeid was, door gebrek aan voedsel en slaap, gaf ik hen opdracht deze nacht in ieder geval te proberen om de stelling te houden en dat ik morgen zou trachten versterking te krijgen. Ieder kreeg nu een plaats in de loopgraaf, zodat op practisch elk punt vuur werd uitgebracht en ik wou hiermee de schijn wekken of de stelling geweldig bezet was en zo trachten de nacht door te komen.

Hierna werd elke soldaat op zijn post gebracht, zowel de zw. mitraillisten als de telefonisten en de 6 veld. Het was ons opgevallen dat het zuidelijk gedeelte van de stelling nl. het stuk van korporaal Kamerman geen tekenen van leven meer gaf en daar wij deze stelling over een weg niet meer konden bereiken, moesten wij er ons rekenschap van geven dat dat gedeelte wel eens bezet kon zijn. Om nu te voorkomen dat men die kant plotseling in onze stelling zou springen en men in de duisternis niet kon zien wie het was, besloten wij een nieuw wachtwoord te maken dat men aan de andere kant niet wist en zo moest iedereen die van daaruit kwam, ontwapend naar de commandopost worden gebracht. Het nieuwe wachtwoord, een uitvinding van Sergeant Ebbeling, was ‘schooier’.

Plotseling schoot iemand van de weg uit de loopgraaf binnen, hij kende het wachtwoord niet en werd naar de commandopost gebracht. Hier bleek het Sergeant Brand te zijn, die vanuit zijn tirailleurstelling was teruggekomen, aangezien de patronen verschoten waren. Het bleek dat zijn zenuwgestel, door de opdracht om vanuit de tir. stelling te vuren, erg geschokt was en enige tijd vreesden wij zelfs dat hij zou sterven. Hij kende nl. zijn eigen naam niet meer. Gelukkig kwam hij na een uur wat bij, maar hij was de gehele nacht niet meer in staat om nog iets te doen, daar hij telkens in een diepe slaap zakte.

Karabijn M95 No 5Door het actieve vuur dat wij gaven werden vooral de karabijnen erg warm en van de meesten kon men na enige tijd de grendels niet meer overhalen. Nu kwamen de veroverde geweren goed van pas en konden wij ongestoord verder onze activiteit tonen en verschillende aanvallen, o.a. op de asperges, met vuren afslaan. Zo verliep de nacht en de stelling bleef in onze hand. De morgen brak aan en nu konden wij het terrein weer overzien. Doden van Duitse kant zag men niet meer. Persoonlijk heb ik toen alle jongens bedankt voor hun doorzettingsvermogen in de afgelopen nacht en hen medegedeeld, dat ik zou trachten zo spoedig mogelijk versterking te krijgen, omdat een gedeelte van de bezetting kon gaan slapen. Verder gaf ik opdracht om de stukken en geweren goed schoon te maken, om weer klaar te zijn als nieuwe aanvallen kwamen.

14 mei. Niet wetende dat alles achter ons was teruggetrokken, gaf ik een ordonnans opdracht zich naar Kapitein van Diffelen te begeven, met verzoek om versterking, munitie en voedsel. Na ca. 1 uur kwam hij terug met de mededeling dat alle stellingen verlaten waren, zowel die van Kapitein van Diffelen als van de Bat. Staf. Dat was een slag voor ons dapper ploegje. Oververmoeid, geen voedsel, geen munitie en geen dekking in de rug meer. Even daarna kreeg ik bericht dat enkele Duitsers over de dijk (noordelijk) onze stelling naderden.

Dpl. soldaat V. Hollands die reeds meer dan 24 uur het stuk bediend had wilde hierop zijn laatste mitr. patronen verschieten. Zover kwam het echter niet, want op hetzelfde moment kwam Sergt Smit met enkele soldaten van onderaan de dijk tevoorschijn en gaf zich over aan de Duitsers. Onze eigen kameraden ook doden, dat was te erg en ik gaf opdracht om alle stukken onklaar te maken en te verzamelen aan de zuidelijke kant van de stelling. Hier deelde ik allen mede, dat ik van verder strijden had afgezien, daar dit wegens gebrek aan munitie niet kon en ik besloten was terug te trekken en te trachten de volgende Hollandse verdedigingslinie te bereiken. Enkele soldaten stemden spontaan met het plan in, het grootste gedeelte echter, waaronder ook alle onderofficieren, wilden zich liever overgeven omdat zoals zij zeiden, wij toch rondom in de Duitsers zaten. Ik heb mij bij de meerderheid neergelegd en gaf allen bevel zich te ontwapenen.

De pistolen en karabijnen werden onklaar gemaakt en voor het grootste gedeelte in de sloot gegooid. Daarna werd een wit stuk lap aan een stok gebonden en begaven wij ons naar de Duitsers, alwaar Sergt Smit en zijn manschappen waren. Het tragische deed zich voor dat overgave geschiedde op de plaats waar onze kameraad Sergt Brusselers nog aan de dijk lag. Zo heeft een klein, maar dapper ploegje kans gezien ondanks geweldige overmacht stand te houden, tot practisch de laatste patroon verschoten was. Hulde, jongens van de Slaperdijk, jullie hebben getoond wat je waard was. Een enkeling naar voren halen doe ik niet, want allen tesamen hebben wij gestreden, samen de krijgsgevangenschap dorgemaakt en samen in Holland teruggekeerd.

Vught, september 1940. Sergt. R.A. Bongers

Stelling Slaperdijk

Namen van onderofficieren en manschappen. 1e sectie M.C.-I-22 Regiment Infanterie

Sergt. R.A. Bongers, S.C.

1e stuk2e stuk3e stuk
Sergt. Brand St.C.Sergt. Brusselers St.C. +Korp. Kamerman S.C.
Korp. v.d. Heuvel Cp.St.C.Korp. RozeboomDpl. Hollands
Dpl. C.H. BuquetDpl. SchaapDpl. de Dreh
Dpl. M. BrinkDpl. BruinsDpl. J.J. de Bruin
Dpl. v TrichtDpl. TeunissenDpl. H. vermeer
Dpl. M. KokDpl. H.J. van DamDpl. N.H. v.d. Wetering
Dpl. J. DuringDpl. C.H. RuischDpl. H.J. Greve
Dpl. J.H. OpbergenDpl. P.N. van DijkDpl. J. Pannekoek
Dpl. G.A. JansenDpl. H.M. LoenhorstDpl. P. Smulders
Dpl. G. RoseboomDpl. G.L. Dubbes
Dpl. G.I.W. Schwartse
 Dpl. Langemeen

 

Sergt. R.P.J. Bekker: afstandmeter, Dpl. Schrage: hulpafstandmeter

Van de 6 veld en stuk van Serg. Ebbeling zijn mij de namen niet bekend.

Voor eensluidend afschift, De Kapitein,

J.K.H. de Roo van Alderwerelt