De Grebbeberg

1. DE VOORPOSTEN VAN DE GREBBEBERG. zaterdag 11 mei
De voorposten ten oosten van de Grebbeberg bestonden uit eenvoudige houten opstellingen, gedekt door aarden versterkingen en loopgraven. Ze lagen tussen de Rijn en de inundaties ten noorden van de Grebbeberg, met een lengte van 3,5 kilometer. Ze waren nodig, omdat het gebied te hoog lag om geïnundeerd te worden. Het bomvrije gemaal, dat dit toch mogelijk moest maken, was nog niet afgebouwd.

De strook werd verdedigd door twee compagnieën en een mitrailleureenheid, onder leiding van bataljonscommandant Majoor Voigt. Op 10 mei was er geen activiteit in de Grebbelinie. Wel werd er geschoten op overvliegende vliegtuigen. Dit kostte veel munitie en sorteerde weinig effect. Aan het einde van de 10e mei bereikten de Duitsers het geëvacueerde Wageningen. In de nacht van 10 op 11 mei begon de aanval op de voorposten. Een zware beschieting met vijf afdelingen artillerie leidde de aanval in. Spoedig vielen in het Nederlandse kamp de verbindingen uit. Hierdoor werd het onmogelijk om eigen artilleriesteun te krijgen en moesten de verdedigers de beschieting machteloos over zich heen laten komen tot de kanonnen in de morgen van de 11e mei zwegen. Niet lang daar na volgde een brigade-aanval van de SS-Standarte ‘Der Führer’. Deze soldaten, in gecamoufleerde kleding gestoken, waren zwaar bewapend en goed geoefend. De Nederlandse troepen moesten zich verweren vanuit hun primitieve loopgraven en niet-afgemaakte gevechtsopstellingen van kippengaas en prikkeldraad. De Duitse artillerie, opgesteld achter de Wageningse Berg, legde daarna het vuur achter de voorposten, om deze te isoleren. Verstoken van artilleriesteun, munitie-aanvoer, gewonden-afvoer en voedsel en drinkwater, moesten de dappere Nederlandse verdedigers het verzet rond 17.30 u. staken. Majoor Voigt en zijn staf werden gevangen genomen. Terugtrekkende soldaten werden beschoten door eigen troepen in kazematten, omdat de niet met verrekijker uitgeruste bemanningen hen niet herkenden. De voorposten waren veroverd.

2. DE GREBBEBERG, EEN ZWAKKE PLEK. zaterdag 11 mei
De staf van het Nederlandse leger had in februari 1940 beslist, dat de Grebbelinie hardnekkig verdedigd moest worden. De linie zou niet worden gebruikt als vertragingslinie of voorpostenstrook, maar hier zou de vijand tegengehouden moeten worden, tot geallieerde landen hulp konden bieden. Om dit te realiseren werd er kritisch naar de Grebbestelling gekeken, om deze zo nodig aan te passen aan haar nieuwe taak.

Men raakte zich ervan bewust dat de linie kwetsbaar was bij Rhenen, Veenendaal en Amersfoort en men begon o.a. te werken aan een ‘betonplan’, dat voorzag in kazematten die langdurige beschietingen konden doorstaan. Maar, voordat deze verbeteringen waren doorgevoerd lag de vijand al voor de Grebbeberg. Dat de voorposten na een middag veroverd waren, mocht geen verbazing wekken. Generaal-majoor J.Harberts(IIe Legerkorps), die verantwoordelijk was voor de verdediging van het zuiden van de Grebbelinie verwachtte een aanval op Veenendaal en had het meeste aandacht en geld besteed aan de versterking in dat gebied. De Duitsers hadden echter juist voor Wageningen-Rhenen gekozen omdat er goede plaatsen waren voor de Duitse artillerie. Achter de Wageningse Berg konden hun kanonnen slecht worden getraceerd of beschoten. Spionage en luchtverkenningen hadden deze keuze bevestigd. Inundaties ontbraken hier geheel! De Grebbeberg werd verdedigd door soldaten van het 8e Regiment Infanterie, onder leiding van Regimentscommandant (overste) Hennink. De verdedigers waren vooral dienstplichtigen uit de omgeving van Arnhem en de Achterhoek. Het regiment telde 3 bataljons; het 1 e o.l.v. Majoor W.P.Landzaat, op de Grebbeberg. Het 2 e o.l.v. reserve-majoor J.H.H.Jacometti, in het noorden van de Grebbeberg. Het 3e bataljon o.l.v. Majoor C.J.Voigt was zojuist verslagen in de voorpostenstrook.

3. FRONTLIJN DOORSTAAT DE EERSTE STORM. zaterdag 11 mei
De Duitse troepen hadden opdracht gekregen om dezelfde dag nog de Grebbeberg te veroveren, maar kwamen in tijdgebrek door de hardnekkige verdediging van de voorposten. Het had de SS-soldaten de gehele middag gekost om deze zwakke linie te doorbreken. Tegen de avond deed men toch een poging om de berg te nemen. Langs beide zijden van de weg Wageningen-Rhenen deden Duitse bataljons een frontale aanval. Een derde bataljon gaf steun over de weg zelf. Het rechter bataljon lag echter onder voortdurend flankerend vuur, zodat de aanval daar bleef steken.

Het linker bataljon stootte door tot op 600 meter van de berg. De commandant concludeerde na enige tijd dat er geen doorkomen aan was, zonder artilleriesteun en trok terug, nadat het bataljon zware verliezen had geleden. Ook een aanval met pantserwagens mislukte. De bemanning van een Pantser-afweergeschut(PAG) stelde ze buiten gevecht, vanuit hun kazemat. Bij Kruiponder werd een Duitse aanval afgeslagen met artillerie. Op de Grebbeberg was de Nederlandse staf niet op de hoogte van de omvang van de Duitse troepenmacht en onderschatten de weerstand die geboden was in de voorposten. Om dit recht te trekken, moest er een nachtaanval plaatsvinden om dit terrein weer terug te winnen. Toen de nachtaanval was ingezet, bleek dat van een geringe Duitse legermacht geen sprake was, zodat de aanval werd afgelast. Gevolg was wel dat een Duitse nachtaanval ook geen doorgang had, toen men de Nederlandse activiteit op de berg bemerkte.

Die nacht verbleven de soldaten op hun posten, velen verward en in angst. Geruchten gingen, dat de roofdieren van Ouwehand waren losgelaten en er werd geschoten op alles wat bewoog. Meer dan eens op eigen troepen. De inderdaad losgelaten apen slingerden door de takken en de tropische vogels beroofden met hun gekrijs veel soldaten van de laatste nachtrust. De roofdieren waren echter alle afgemaakt, behalve twee net geboren ijsbeertjes.

Van Dordrecht tot Panneren

VAN DORDRECHT TOT FORT PANNERDEN.
Terwijl het Nederlandse leger op 10 mei nog enkele successen boekte, bleek de toestand op 11 mei veel zorgelijker. Bijna overal boekte het Duitse leger terreinwinst. In de lucht was de Luftwaffe oppermachtig. Van de 9 Nederlandse bommenwerpers waren er op de 11e mei nog maar twee over en daar ging er nog een van verloren bij pogingen de Maasbruggen te bombarderen.

Bij de Moerdijkbruggen was erg veel misgegaan. Het gebied rond de bruggen was niet voorzien van pantserafweergeschut, terwijl juist hier veel pantsertroepen werden ingezet. Tijd om alternatieven te laten aanrukken was er niet, want de troepen rond de Moerdijk waren te laat gealarmeerd. Veel verdedigers zaten daarom zonder munitie en er zaten geen springladingen onder de bruggen. De Nederlandse bommenwerper, die volgens de “hu-bo-be-tactiek” de bruggen had bereikt, had geen succes. Een bom miste zijn doel, de andere ontplofte niet, toen deze een brugpijler raakte. Onze Lichte Divisie slaagde er niet in de Noord over te komen om zo Waalhaven en de Moerdijk te bedreigen. Ook het Eiland van Dordrecht bleef, ondanks Nederlandse aanvallen, in Duitse handen. In Noord-Brabant werd bij de Zuid-Willemsvaart nog enige tijd weerstand geboden, tot de vijand een onverdedigd vak ontdekte en daar een brug sloeg. De Duitse troepen rukten op tot de lijn Boxtel-Oirschot-Eindhoven-Valkenswaard. De Grebbelinie was nog ongeschonden, maar veel soldaten waren verward en angstig. Niemand wist hoe de toestand was. Op de Grebbeberg zouden leeuwen los rondlopen, bij Amerongen waren 5000 Fransen gezien en men moest letten op blauwe bollen met gas, die uit de lucht kwamen vallen. In het noorden bereikten de Duitsers de Wonsstelling. Bij de Duitse grens capituleerde het geïsoleerde fort Pannerden.

De Grebbelinie

Afgebrande huizen in het schootsveld, Buursteeg

1. SCHERMUTSELINGEN BIJ DE KLOMP
Zaterdag 11 mei, rond 16.00 u, bereiken de eerste Duitse verkenners de omgeving van De Klomp, bij Veldhuizen. Zij waren de voorhoede van het 368e Regiment Infanterie dat via Ede, De Klomp en Veenendaal richting Rhenen moest trekken, om de Grebbeberg vanuit het noorden te bedreigen. Ze maken contact met uitgezonden Nederlandse patrouilles, die 15 Duitse soldaten met machinegeweren rapporteren.

Vijf uur ’s middags hebben de eerste schermutselingen plaats, bij Het Pakhuis nabij Veenendaal. Met een stuk 6-veld worden 30 Duitsers uit een café verdreven. Ter hoogte van De Klomp ontstaan hevige gevechten . Tegen 19.30 u barst een grote aanval los, voorafgegaan door een artillerie-beschieting. Vooral door het zeer goed liggende vuur van de Nederlandse artillerie, wordt de aanval afgeslagen. De steun was aangevraagd door de drie secties van het 10e bataljon, die het aanvalsvak moesten verdedigen. Het vuur lag zelfs zo goed, dat de Duitsers beweerden dat Edenaren de resultaten van de beschietingen doorgaven. Daarom gaf de Duitse commandant opdracht om Ede alsnog te ontruimen. In Veenendaal kwamen berichten binnen, dat Duitse parachutisten achter de linies waren geland. Het gevolg was, dat er geschoten werd op eigen troepen. Huizen aan de Slaperdijk, de Munnikenweg, ’t Boveneind en de Buursteeg werden opgeblazen door pioniers. In de weilanden van de Slaperdijk zette men de landmijnen op scherp.

2. HET BEGIN VAN DE OORLOG IN DE VALLEI. zaterdag 11 mei
Hoewel er op de 10e en 11e mei weinig gevechten ‘boven’ de Grebbeberg werden geleverd, waren het voor de soldaten enerverende dagen. Rond 02.00 u op 10 mei, was het alarmfase 4 in de Vallei: oorlog! Zo lagen om 03.00 al soldaten in de stellingen bij de Engelaar. Er wordt daar niet geschoten op overvliegende vliegtuigen, want er was geen vuurbevel ontvangen en de oorlog was niet eens verklaard!

Heinkel

Zelfs als deze stelling door een vliegtuig wordt aangevallen, schiet men niet terug. Die zelfde morgen vertrokken soldaten uit Renswoude naar de Emminkhuizerlaan. Met de veldmutsen op marcheerden ze midden over de weg naar de loopgraven. Zij schieten wel terug bij een luchtaanval, maar merken dat het weinig zin heeft om met een karabijn op een vliegtuig te schieten. Daarna doen ze pas hun helmen op en vervolgen behoedzaam door beide wegbermen hun weg. Alle soldaten waren stomverbaasd dat ze werden beschoten. De gedachte leefde dat Duitsland in oorlog was met Engeland! Vanuit Woudenberg marcheerden militairen rond 03.00 u. richting Broekerbrug en Lambalgerbrug. Onderweg drinkt men op het gemak koffie, als de groep wordt aangevallen door een Messerschmidt. In die omgeving worden verschillende vliegtuigen neergeschoten, met name Heinkels. Drie leden van de Nederlandse luchtafweer raakten bij de gevechten gewond. De ‘Woudenbergse’ soldaten zetten eerst de mijnen in de weilanden op scherp. Overgebleven nieuwsgierige koeien sneuvelen als eersten aan dit oorlogstuig. Als de burgers aan het einde van de 10e mei geëvacueerd zijn, blijven de militairen alleen achter. De Pothbrug tussen Woudenberg en Scherpenzeel wordt opgeblazen. Er worden asperges opgericht als wegversperring, op de Slaperdijk, bij de Klomp, de Pothbrug en de Barneveldse Weg. ’s Nachts slaapt de ene helft, de andere helft is paraat. Menigmaal vergeten patrouilles het wachtwoord en de wachten krijgen de zenuwen van het loslopende vee. De nacht verloopt rustig.

Naar 12 mei 1940