Terugtocht op de Vesting Holland

Generaal Harberts, commandant van de Grebbelinie, gaf opdracht de troepen te laten terugtrekken achter de Hollandse Waterlinie. De troepen bij Veenendaal begaven zich richting Houten, terwijl een deel van hen achterbleef om de terugtocht te dekken en met veel vuren te maskeren. Al deze onderdelen slaagden in hun terugtocht, behalve II-10 R.I., dat bij Leersum tijdens een rustpauze werd ingehaald door SS-pantserwagens en motorrijders.

Toen deze wagens de verscholen troepen passeerden, openden Nederlandse soldaten het vuur. De SS’ers bleken veel sterker, waarop de schutters de vlucht namen. Het treffen kostte 11 Nederlanders het leven en de bataljonscommandant werd gevangen genomen. De soldaten die Houten wel bereikten marcheerden of reden door naar Jutfaas, hun eindbestemming. Dekkinggevende troepen trokken zich terug in de nacht op 14 mei, voor zonsopgang. Een sectie bleef. Een riskante zaak zo bleek de volgende morgen. Na een kortstondige verdediging van een stelling bij de Cuneraweg-Grindweg, waar 2 doden vielen, vluchtte men richting Prattenburg. Bij La Montagne werden ze beschoten met een mitrailleur en namen ze, via de spoorlijn en met achterlating van hun uitrusting en nog eens 4 gesneuvelden, de wijk naar Maarsbergen.

In het gebied tussen Amersfoort en het IJsselmeer was amper een schot gelost. Toch kregen ook deze soldaten het bevel terug te gaan op de Hollandse Waterlinie.

Bij Rhenen was de kans op ontdekking van de terugtocht en een achtervolging het grootst. Maar omdat Marechaussees, een groep huzaren en een peloton infanterie de spoorlijn bleven verdedigen, wachtten de Duitsers op versterking en werd de aanval niet doorgezet. Een andere belangrijke meevaller was een dichte grondmist, die de Nederlandse soldaten behoedde voor luchtaanvallen. Ondanks het chaotische karakter van de ‘vlucht’ bereikten de meeste soldaten veilig de afgesproken lokaties.

Weerstand gebroken

1. DE LAATSTE HOOP, 14 mei
’s Morgens vroeg is het opperbevel zeer somber; “Het is afgelopen”, zegt generaal Winkelman. Later die morgen komen er echter steeds meer gunstige berichten binnen en was er weer sprake van enig Nederlands optimisme. De terugtocht uit de Grebbelinie was wonderwel geslaagd en de troepen waren nauwelijks achtervolgd.

Zo was er nog enige tijd om de verdediging voor te bereiden. Die tijd kon men goed gebruiken, omdat er aan de Hollandse Waterlinie sinds het einde van 1939 weinig meer gewerkt was. Stellingen waren nog niet afgebouwd, kazematten moesten nog gecamoufleerd worden, als ze al bruikbaar waren, inundaties mochten geen naam hebben. Vooral de noordelijke Grebbelinie-verdedigers waren teleurgesteld toen ze aankwamen. Ze hadden maanden gewerkt aan stellingen, die ze zonder slag of stoot hadden prijsgegeven en bevonden zich opnieuw in een bouwput. Zij zouden wel de meeste tijd krijgen voor het inrichten van de verdediging, want hun achtervolger, de 227e Divisie, had een stevige achterstand opgelopen. Zij moest eerst versperringen ruimen bij Amersfoort. In het zuiden maakte de 207e Divisie echter haast met de aanval op de Hollandse Waterlinie en met name op Utrecht. Als men er in zou slagen deze divisie enige tijd op te houden, was de Vesting Holland nog niet verslagen! De geplande inundaties hadden namelijk een of twee dagen nodig om op peil te komen. Daarna zouden ze een belangrijk obstakel kunnen vormen voor de vijand. Ook in andere delen van de Vesting Holland was de strijd nog niet gestreden. In het noorden was de Duitse aanval vastgelopen,

Noord-Rotterdam was in Nederlandse handen en de Stelling Den Helder was nog volledig intact. Terwijl het lot van Brabant onzeker leek, was Zeeland nog onbedreigd. De luchtverdediging was ondanks verliezen paraat. Terwijl het werk aan de stellingen van de Vesting Holland in volle gang zijn vernemen de verdedigers om 17.50 u. het bericht van de capitulatie. Woedend, teleurgesteld en vol onbegrip leverden ze hun wapens in. Van Rotterdam wisten ze nog niets.

2. ROTTERDAM, 14 mei
’s Morgens, om 10.35 u. kwam het bericht dat de Duitsers overgave van Rotterdam eisten, anders zou volledige vernieling volgen. Hitler wilde de tegenstand in korte tijd breken. Zijn leger was nu al te lang opgehouden in Nederland. Daarom volgde ook geen militaire maatregel in Rotterdam met een precisie-bombardement op de Willemsbrug, maar dreigde men met moord op weerloze burgers. Hitler wilde nu de capitulatie van Nederland, dus stegen geen Stuka’s op richting Rotterdam, maar Heinkels.

Alsof dit niet genoeg was, werden dergelijke dreigementen tevens geuit aan het adres van de andere grote Nederlandse steden; Utrecht, Haarlem, Den Haag en Amsterdam. Naar aanleiding van onderhandelingsproblemen(o.a. een niet-ondertekend document) werd het ultimatum uitgesteld. Een deel van de bommenwerpers was toen helaas net opgestegen. Deze twee eskaders naderden 13.25 u. Rotterdam. Rode seinkogels werden afgeschoten om de vliegtuigen van het bombardement af te brengen en een eskader boog af. Het andere bombardeerde echter de afgesproken doelen in het centrum van de havenstad. Hevige branden deden de rest. Honderden burgers kwamen om, 80.000 mensen werden dakloos. Tien minuten voor vier capituleerde Rotterdam. Kolonel Scharroo, bevelhebber van de stad, besliste dit zelfstandig. Winkelman werd hierover geïnformeerd en accepteerde de overgave, maar begon meteen aan een nieuw pantserfront rond Den Haag.

Dan arriveert een Duitse parlementair bij een fort voor Utrecht en worden pamfletten uitgeworpen boven die stad met de mededeling dat totale vernietiging dreigde, als het Nederlandse leger niet zou capituleren. Als onze legerleiding dan de mondelinge berichten over de dreigende vernietiging van Den Haag, Amsterdam en Haarlem verneemt, besluit men tot overgave. Omdat in Zeeland nog Franse troepen lagen, gold de capitulatie niet voor deze provincie. De strijd duurde hier nog tot 19 mei, maar de overgave van Walcheren kwam te laat om het artilleriebombardement op Middelburg op 17 mei te voorkomen.

Naar 15 mei 1940