Mei 1940. Wijs geworden door de inval in Noorwegen houdt Nederland rekening met spionage en sabotage. Tegen spionage vanuit de lucht valt weinig te doen. Duitse vliegtuigen vliegen over op grote hoogte en krijgen uitstekend zicht op de stellingbouw in de Valleistelling. Sinds de staat van beleg op 19 april 1940 kan men wel iets doen aan de beveiliging van de objecten op de grond. Met name de bruggen, sluizen en kaden worden van wachtposten voorzien of afgesloten. Ook bij de Barneveldse Sluis bij Amersfoort staan schildwachten. Toch gaat er iets mis op 7 mei 1940. Een geval van sabotage?

7 mei 1940

Van een Grebbeliniedijk bij Amersfoort is geen sprake meer. Ze werd afgegraven bij stadsuitbreiding in de zestiger jaren en maakte ruimte voor huizen, bedrijven en de ringweg langs het verbrede Valleikanaal. De zwartwitfoto uit 1958 geeft een indruk van de oude situatie. Geheel rechts is nog een stukje brug zichtbaar. Het water kon destijds door deze watergang naar de ringgracht stromen. De brug werd in 1962 gesloopt en alleen het gebouw ‘De Brug’ herinnert er nog aan. Wat over is van deze verbinding draagt de wat romantische naam ‘Flierbeek’, zo genoemd naar de periode waarin het beekwater nog naar Amersfoort stroomde. Op de oude foto zien we tevens de contouren van een kazemat, een ‘stekelvarken’ met drie schietgaten. Hier ligt nu het voetpad langs de ringweg Randenbroek, die het traject van de voormalige Grebbelinie gedeeltelijk volgt. Alleen de ontmoeting van het beekwater met het kanaal en de schotbalksluis herinneren aan de foto van 44 jaar geleden. Het is het punt waar het water van de Barneveldsebeek in het Valleikanaal stroomt en waar op 7 mei 1940 iets onverklaarbaars gebeurde.

De functie van de Barneveldse Sluis was het keren van de Barneveldse beek, zodat het water in de inundatie liep. De sluis was al de gehele mobilisatie gesloten met twee schotbalkkeringen, omdat Provinciale Waterstaat bezig was met het Valleikanaal. Tussen de balken zat een dikke kleilaag, die was aangevoerd vanuit Rhenen. Op 7 mei, ’s morgens om tien uur, kwam het bericht binnen dat de Barneveldse sluis op een ‘onrustbarende manier’ lek was geworden. Het water liep met grote kracht door het gapende gat. Genie-officier C. Mattern zegt er in 1948 het volgende over:” Toen ik om 11 uur bij de sluis kwam, was die hele kleidam uit de sluis weg en er waren verschillende schotbalken stuk, kennelijk gesprongen door een of andere springstof. Bij mij ligt nu de overtuiging vast, dat men sabotage op de sluis gepleegd heeft, met de bedoeling om daardoor het land bij Amersfoort droog te laten lopen.”

Sluizen en kaden waren natuurlijk kwetsbare schakels in het inundatiesysteem, die koste wat kost beschermd moesten worden. Minimaal 1 kazemat kon vuur uitbrengen op de sluis en in de mobilisatietijd liepen er schildwachten. Vanwege de Staat van de beleg konden er ook geen burgers bijkomen, behalve werklieden die een legitimatiebewijs bij zich hadden. Mattern :”…als ik mij goed herinner, heeft de schildwacht verklaard, dat er een paar werklui waren geweest om aan de sluis te komen werken, maar hij had er niet op gelet, want ze hadden legitimatiebewijzen.”

Als men er niet in slaagde om het gat te dichten, zou het gebied droog zijn rond de 10e mei… Meteen probeerden infanteristen het water te stoppen met zandzakken, maar dat lukte niet. Mattern:”Ik heb eenvoudig een dam voor de sluis laten gooien. Daar heb ik toen een hele partij vrachtauto’s voor gerequireerd om het gauw gedaan te krijgen.” Zo slaagde deze sabotagedaad dus niet, al zorgde het voor de nodige onrust. Er kwamen snel meer berichten over het dalen van de inundaties. Deze bleken later eenvoudig te wijten aan de lage waterstand in de Rijn, zodat er niet voldoende water kon worden ingelaten.

Hoe een en ander precies in zijn werk is gegaan is nooit opgehelderd. Zoals zoveel geheimzinnige zaken niet opgelost konden worden; de lichtseinen in de Gelderse Vallei, telefoonberichten met valse namen in de Betuwestelling, een zonderlinge groep Polen bij Ede en tal van angstige geruchten zouden de eerste dagen van mei inluiden.

Het brede acces voor de Grebbeberg bleek voldoende om toegang te krijgen tot de Grebbelinie. De stelling bij Amersfoort werd verlaten en de sluis bleef achter, klaar met haar laatste grote klus. Enkele jaren geleden werden de schotbalken verwijderd en hoeft de verroeste spoel geen dienst meer te doen. Wat rest is een karakteristieke plek met een eigen geschiedenis, die voor de inundatiestelling Grebbelinie van belang is geweest.

Bron: Mededeling luitenant-kolonel Mattern, pionier-commandant van het veldleger in het verslag Enquêtecommissie 1948(vragen 4736 t/m 4741). Foto’s: kleur: Bert Rietberg Zwartwit: Archiefdienst Amersfoort.